Nieuws

Het is vaak verstandig om enige afstand te bewaren tot de buitenwereld. Maar als je kunstenaar bent, publiceert, en een eenmansmuseum runt, is een zekere publiekelijkheid natuurlijk onvermijdelijk, misschien zelfs tot bepaalde hoogte enigszins wenselijk. Dat is ook helemaal niet zo erg, vooral omdat de met het publiek gedeelde belangstelling de liefde voor Schoonheid betreft. Kleine, daaraan gerelateerde, ontboezemingen horen daar bij. Voor wat het waard is. Deze keer, voor vrienden, collega’s, bezoekers en andere geïnteresseerden: de schilder is herrezen.

Ongeboren varken - Rob MøhlmannDe maand september van het jaar 2010 hangt nog immer als een vleeshaak in mijn hart. Mijn muze moest me op de rand van die zomer verlaten. Ons gezamenlijk avontuur vond na 33 jaar een te vroeg einde. Het laatste wat wij samen zagen was een felle regenboog door het ziekenhuisraam. Een week later stond ik aan haar graf. Natuurlijk hing de Dood daar die middag als ongenode gast rond en hoewel hij mij ongemoeid liet, gaf hij de schilder een geniepig knietje waardoor deze ongezien de kuil in tuimelde en door duisternis werd toegedekt. Mijn bestaan als schilder bleek voorbij.

Oh zeker, ik heb het wel geprobeerd. Op 1 januari 2011 greep ik mijzelf bij de kladden en sleepte mij volgens het Baron-von-Münchhausen-Prinzip naar het bestorven atelier. Het was ijzig koud, maar ik dwong mij tot het maken van een schilderij. Dat werd ‘Slaap’, een stilleven van drie papaverbollen in een gemberpot voor de achterkant van een schilderij waarvan het ophangkoord gebroken was, met één liggende papaver daarvoor. Achteraf een beladen werkje, maar ik vond het toen niks, ging naar binnen en heb sindsdien louter kunstwerken gekocht in plaats van gemaakt. Troostaankopen noem ik ze en troost gaf hun schoonheid. En natuurlijk was daar nog het museum, met zijn tentoonstellingen en publicaties. De verf echter, verdroogde, de penselen verharde en de scharnieren van de atelierdeur roestten vast. Schilderen, met oprechtheid in het hart iets maken, valt nu eenmaal niet af te dwingen. Wie schilderen een ambacht noemt (en zeker bij realistisch schilderen wordt dat steevast gezegd) kletst uit zijn nek en weet totaal niet waar hij het over heeft.

Er kwam goedbedoelde raad, er kwamen zelfs bijzondere geschenkjes van collega’s: mooie, oude flesjes, een gemummificeerd muisje en zeker, ze schreeuwden om een schilderij, maar ‘t kwam er niet. Eind 2011 viel me op gelijke wijze een versteend varkensembryo in handen, een zogenaamde ‘steenvrucht’. Dat is de vrucht van een ongeboren biggetje dat in de zeug achterblijft en daar ‘versteent’. Ik was onmiddellijk geraakt, sloop zelfs mijn atelier in, waar inmiddels rag en mot vrij spel hadden. Ik vleide het schepsel op de verweerde achterkant van een oude, ingelijste prent en zag dat het goed was. Nu zou ik ook aan de komende tentoonstelling Varken in Vorm kunnen meedoen en misschien sleepte dit mij wel uit mijn schildersgraf! Maar ik draalde, liep om mijn onderwerp heen, rookte vele sigaretten en legde het weerloos wezentje weg in de kast. Het was koud, de winterstop was aangebroken en ik ging naar binnen.

2012, 31 maart: de tentoonstelling Varken in Vorm werd onder grote belangstelling door Yvonne Kroonenberg geopend en het boek werd gepresenteerd. Er kwamen mooie stukken in de krant, ook in de landelijke pers. Als museumdirecteur mocht ik tevreden zijn. Een maand later moest ik wat uit het atelier halen en ik schrok. Ik schrok van de puinhoop. Of ik hier nu wel of niet schilderde: dit was niet meer mijn hok, dit was een dichtgeslibde vuilstort. Zo begon een grote schoonmaak. Alles werd van zijn plek gehaald, gereinigd, verwijderd of weggegooid. Dat duurde bijna een week, tot ik aan de kast toekwam en aldaar het varkensfoetusje vond. Precies zoals ik het ongeveer 4 maanden daarvoor had weggelegd. Ik legde het op een krukje, middenin het opgeruimde atelier. Grijnsde hier de Dood, of sprak het Leven? Ik denk het laatste, want ik had binnen de kortste keren een paneeltje gevonden en was al bezig met een snelle schets. Twee dagen later stond de onderschildering er in bruinen op. Zou ik het redden? Mijn onderschildering lukt eigenlijk altijd, maar bij de sprong naar kleur, leunt de Tiende Muze – Vrouwe Twijfel – als altijd zwaar op mijn schouder.

De volgende dag ging de telefoon. De NTR-televisie. Ze wilden graag opnamen komen maken om aandacht te besteden aan Varken in Vorm. En ze vroegen waarom ik als schilder eigenlijk zelf niet mee deed? Was dit allemaal nog toeval? Zondag 19 mei kwamen ze filmen. Ook in mijn atelier. Op de vraag die ik van verre zag aankomen viel het antwoord me toch zwaarder dan gedacht en ik verschool me boven de foetus. Het schilderijtje in wording kwam in beeld en er werd afgesproken om hem straks toch in de tentoonstelling op te hangen. Af of niet af. Hij is nu af en hij hangt in de tentoonstelling. Resurrectie heet het en dat mag op alle mogelijke manieren worden uitgelegd. En wat meer is: ondertussen zit ik weer 4 dagen per week in het atelier, de andere 3 in het museum.

Er is nog een schilderij af: een verdroogde kikker in een vogelnestje. Daar kwam een half jaar geleden een bezoeker mee aan. Hij bewaarde het al jaren in zijn schuurtje en nu moest het maar eens geschilderd worden. Ook dat lukte toen niet, maar nu vloog het op het paneel. ‘t Wonder van het schuurtje, heet het.

En het genoemde gemummificeerde muisje, dat ik misschien een jaar geleden van collega Hilde Wolters kreeg, is ook maar meteen meegenomen. Op een klein paneeltje en het heet Mottig muisje.

Een verdroogd vleermuisje, eveneens van Hilde en ook op een klein paneeltje, is vandaag voltooid.

Een groter werk staat op stapel, dus dat duurt wel weer even. En straks ga ik ook het werk afmaken dat al jaren hinderlijk onvoltooid staat te wezen. Het ritme lijkt weer terug. Nog wel met veel ‘dood’ in het weergeven van het onderwerp, maar ik tracht het allemaal nieuw leven in te blazen. Wat kunnen kunstenaars anders?

Museum Møhlmann

Museum Møhlmann



Pin It on Pinterest