Zoals bekend schreef Jan Mankes veel brieven, vooral aan zijn mecenas A. Pauwels in Den Haag. Nu werd en wordt een brief verzonden in een enveloppe, maar die wordt lang niet altijd bewaard. Misschien omdat degene die de brieven bewaart dit er niet bij vindt horen; misschien omdat brief mét enveloppe meer ruimte in de schoenendoos inneemt; of misschien omdat de ontvanger – of iemand uit diens familie of kennissenkring – postzegels verzamelt en deze direct uit de enveloppe worden gescheurd. Dat een enveloppe bewaard blijft, is dus lang niet zeker. Ik was dan ook verbaasd en aangenaam verrast toen ik in 2009 een enveloppe (zonder inhoud), geschreven door Jan Mankes (aan Pauwels) op de kop kon tikken. Hij was gedateerd 18 december 1914. De hoek waarin ik het kleinood vond was filatelistisch: het ging om het ‘rondstempel’ De Knijpe (de plaats waar Jan toen bij zijn ouders woonde). Nu, vier jaar later, duikt uit diezelfde hoek opnieuw een (lege) enveloppe op van Mankes, gericht aan Pauwels. Hij is van 25 juni 1914 en werd tussen 10 en 11 uur op het postkantoor van Heerenveen afgestempeld en opnieuw op diezelfde dag tussen 18 en 19 uur te Den Haag. De postale prestaties dezer dagen logen er niet om en bovendien werd er nog meerdere keren (toen 4 keer) per dag bezorgd.
Op de achterkant van de enveloppe staat: Mankes, ‘t Meer (Fr). Jan Mankes volhardde overigens stijfkoppig in de notitie: t Meer, terwijl zijn (ouderlijk) huis vrijwel grensde aan De Knijpe, waar ‘t Meer onder viel, in ieder geval voor het frankeersysteem van de Posterijen. Misschien dat hij daarom ter verduidelijking ‘(Fr)’ toevoegde.
Ook deze enveloppe is gaaf. Twee integrale enveloppen: dat leidt tot de voorzichtige overpeinzing dat de enveloppen pas (veel) later van de brieven werden gescheiden. Immers, wie rond 1910-1920 postzegels verzamelde, scheurde de frankering meteen uit de enveloppe en weekte het felbegeerde zegeltje af om het na droging in een album te plakken. Pas later groeide bij een selecte groep liefhebbers de belangstelling voor het stempel. Waarschijnlijk bestond daar vlak voor WO II al een kleine vereniging voor, want na de oorlog, in 1946, fuseerde deze kleine vereniging met de grote van de zegelverzamelaars tot De Nederlandse Vereniging van Poststukken- en Poststempelverzamelaars. Vanaf die tijd maakt ook de interesse voor en het verzamelen van deze stempels een bloeitijd door al was en bleef die groep aanzienlijk kleiner dan het immense leger der zegelverzamelaars.
Als al bij een eerder bericht is gezegd bevindt zich het overgrote merendeel van de ‘Mankesbrieven’ bij het RKD in Den Haag (binnenkort verschijnt overigens een uitgave met alle brieven). Het blijkt dat bij het merendeel daarvan de enveloppen nog aanwezig zijn. Waarschijnlijk zijn die in eerste instantie door mecenas Pauwels altijd zo bewaard en uiteindelijk ook zo doorgegeven (kennelijk werd in 1968 het ‘archief van Pauwels’ aan het Gemeentemuseum Arnhem verkocht en via dit museum belandde het bij het RKD). De briefwisseling met Pauwels vangt aan in de zomer van 1910. Van de brieven uit 1910 en 1911 (circa 100) zijn vrijwel alle enveloppen bewaard gebleven. Van die van 1912 en 1913 (circa 150) ontbreken er enkele. Ook van brieven geschreven in 1914, maar daar heeft het RKD er aanzienlijk minder van (circa. 10).
Museum Møhlmann heeft 16 brieven geschreven in 1914, alle zonder enveloppe. Deze zijn gekregen van de dochter van de zoon van Jan Mankes uit de nalatenschap van haar vader. Zouden dus bij Beint Mankes op een gegeven ogenblik de enveloppen gescheiden zijn geraakt van de brieven die hij in zijn bezit had? En gebeurde dat dan ná 1972 toen zijn moeder, Annie Mankes-Zernike, overleed? Hoe komen trouwens zoveel originele brieven weer (terug) in het bezit van de familie, terwijl ze toch ooit geschreven en verzonden zijn aan, en ontvangen en bewaard werden door, weldoener Pauwels? Overigens is van de brieven die Pauwels aan Jan terug schreef helaas geen enkele bewaard gebleven. Kennelijk zag daar geen belang in – een klein kunsthistorisch rampje.
Triviale vragen natuurlijk, opgewekt door de vondst van twee lege enveloppen, een eeuw nadat ze werden verstuurd en zeker decennia nadat brief en enveloppe van elkaar werden gescheiden. Nu te zien in het Mankes Kabinet.