U kent het wel: je sloft door de gang en dan ligt daar bij de voordeur een enveloppe op de mat. ‘Van wie?’ Dat denk je al niet meer. Vaak van een verzekeraar, een instantie, of je bank. Vrijwel nooit van iemand die je kent. Met dat idee buk je dan en raap je ‘m op. Maar ik schrok toen ik hem keerde. Die van vandaag had een rouwrandje. Dun, stemmig, donkergrijs, als een strakgespannen draad. De ingesloten kaart bleek van Roel Endendijk. Hij werd slechts zestig jaar oud.

Roel Endendijk

Roel kende ik eerlijk gezegd nauwelijks. Onze eerste kennismaking dateert uit 2017 toen hij meedeed aan de ORT. Een aparte figuur en apart werk. Ik ontmoette iemand die zich ’s ochtend schoor, maar zich verder van geen enkel maatschappelijk glijmiddel bediende. Niet in zijn kleding, niet in zijn gedrag. De keren dat ik Roel zag, was dat in een slobber T-shirt. Daarin zat een figuur die erg bij zichzelf bleef. Aan één kant wat schuchter, maar een volgend moment leek hij door een zin, een opmerking, of vraag, een verbaal duel met je aan te willen gaan. In die uitdaging stelde hij zich ook meteen onkwetsbaar op. Je opmerkingen konden hem niet raken. Dat gevoel straalde hij uit. Dat klopte niet erg met z’n ‘open-trouwe-honden-oogopslag’. Onder die onverzettelijkheid leek dieper iets geteisterds te liggen. Alsof men hem maar niet wilde begrijpen; of kon volgen, wie zal het zeggen?

Maar het klikte tussen ons en ik was oprecht gecharmeerd van zijn werk. Dat verbaasde hem wel wat, want ja, ik was schilder en hij deed niks met verf, maar alles met wol, die hij bovendien soms zelf ook nog spon. Dat betekende geenszins dat Roel braaf breide volgens een bepaald patroon. Nee, hij legde en lijmde de wollen (of katoenen) draad volgens zijn eigen patroon. Vaak in natuurlijk schapenzwart-wit.

En hop: daar blonk een bout werkelijk als edelmetaal. En hop, daar keek je in de schaamteloze gaap van een baby, of hop, in de stralende lach van een jonge vrouw. Zwart-wit allemaal, als een houtsnede, als een iets overbelichte, grofkorrelige foto. Zo leek het van veraf, maar van dichtbij was het een pluizig landschap van getrokken voren in een zwart-witte wolweide. En zowel in het zwarte vlak als in het witte, wervelde het, bewoog het wollandschap en ontspon zich daarin een geheel eigen dynamiek.

En nu wervelt Roel niet meer. Roel Endendijk, goedmoedig en een tikje onaangepast – niet omdat hij daar interessant mee wilde zijn, maar omdat hij domweg trouw aan zichzelf bleef. Naar nu blijkt, sprak ik hem vorige jaar voor het laatst. Heel even was dat, terwijl naast hem zijn Elisabetta schitterde. Van haar hing hier ooit een klaterend portret. Een pracht van een vrouw, waaraan je kon zien dat ze haar mantel der liefde warm en zacht om zijn schouders had gelegd. Die moet wel van zuiver wol zijn geweest. Haar kan ik slechts meegeven dat ook als de draad breekt, de warmte blijft.

RM