Stukjes
BEWOGEN OPENINGSWOORD BIJ DE 24E ORT
Dames en heren, van harte welkom bij de opening van deze 24e ORT. De stoeltjes staan op een rij en u bent in groten getale gekomen in de Grote Zaal van het museum. Het krijgt zo bij elkaar opeens iets van stervensbegeleiding, want u heeft het natuurlijk al bemerkt aan het kaartje of aan de posters van deze tentoonstelling: het ziet er allemaal wat sombertjes uit. De kleur zwart voor kaartje en poster is dan ook niet toevallig gekozen; het zou wel eens een zwarte bladzijde kunnen blijken. En áls we die omslaan, is het museum gesloten. Hoe kon dat zo allemaal gebeuren? Hoe heeft die bladzij zo zwart kunnen kleuren?
Het is eigenlijk een samenloop van ongrijpbare omstandigheden. Ik neem u daar een eindje in mee. Ook om u een beetje te laten meevoelen wat het betekent om te leven in Ground Zero, een term die echt óók gebruikt wordt voor het epicentrum van een aardbeving. Dit gaat over aardgasbevingen. De Muzeheerd, dit museum, staat in het brede centrum van de seismische activiteit door de jaren heen gemeten en dan opgeteld.
Ik laat u een kaartje zien omdat toch nog niet iedereen van die situatie doordrongen is. Dat blijkt bijvoorbeeld uit dit tweede kaartje van ‘Bedrijven Journaal’ voor en door ondernemers in Nederland. Heel Nederland? Nee, u ziet: behalve… Noordoost-Groningen. Ik heb zelf het rampgebied er maar weer even bij getekend. Saillant detail: voor deze kop, dit beeldmerk, is Martini Media verantwoordelijk; inderdaad gevestigd in Stad Groningen (overigens wel zichtbaar). Samenloop van omstandigheden zei ik al. Ik begin bij de opvallendste.
U heeft de stut gezien bij de entree. Die is er niet op last van het IMG, het Instituut Mijnbouw Groningen, dat waakt over onze veiligheid. Hij is er ook niet door een bevoegd aannemer neergezet, maar domweg door mijzelf. Dit omdat na zo’n anderhalf jaar wachten op een uitspraak van het IMG de zaak boven de entree zodanig snel verslechterd was, dat ik wel móest ingrijpen. Voor uw veiligheid en mijn eigen veiligheid. De balk die ik gebruikt heb, komt uit deze voormalige schuur. Hij bleef over bij de grote verbouwing van 2008. De zaak wordt dus in alle opzichten door eigen vlees gesteund en overeind gehouden.
Ik noem die verbouwing niet voor niets. Deze monumentale schuur stond namelijk in 2008 op instorten. Dat was geen achterstallig onderhoud; dat was géén onderhoud. En dat bij een Rijksmonument… Een aanduiding die ik overigens ook uiterst verfoeilijk vind, het is míjn monument en niks van het Rijk. Ook veroorzaakt die aanduiding ‘Rijks’ nogal eens een scheef beeld bij een deel van de bevolking dat denkt dat je op zo’n gebouw binnenloopt van de subsidies. Nou, nee dus. We hebben, toen we hieraan begonnen, geen cent subsidie gekregen en alles uit eigen zak betaald.
De aanpak was hard nodig. Ronduit schokkend was het moment dat collega Huib Rademakers hier rondliep en op een gegeven moment met een hand vol aarde naar me toe kwam. Het zag er turfachtig uit en ik vroeg hem waar-ie dat vandaan had? “Uit die dakbalk daar,” en hij wees naar de hoek, die nu in de stutten staat. Op het grote houtskelet na, bleek de schuur in een verre staat van ontbinding. U kent de kreet: “het dak gaat er af,” waarbij iedereen zich volslagen suf amuseert? Nou, hier móest het er af en dat was toch niet echt een dijenkletser.
Ook bij de hoek van de entree ging het dak er af. Daar werden de muurplaten vernieuwd en de juffers, die daarop rustten versterkt. Gelukkig was het kozijn van de grote baanderdeuren nog gaaf. Tenslotte werd de rollaag, (de stenen rand die de gevel afsluit) opnieuw opgemetseld (zie foto). Daarna werd – en dit is belangrijk – achter de rollaag, tussen de pannen en tegen de onderkant van de rollaag een afsmeerlaag aangebracht van cement. Zo had het er de 150 jaar daarvoor ook gezeten. Water uit de afvoerpijp boven kon zo veilig via pannen en goot afgewaterd worden. Dat alles door een erkend aannemer uit Loppersum.
Ik kom hier later weer op terug. Misschien heeft u het meegekregen door de parlementaire enquêtes: “de Klap van Huizinge”. Die aardschok vond plaats in 2012 en had een kracht van 3,6 op de schaal van Richter. Dat was de klap die Nederland deels wakker schudde. In elk geval dit deel van Groningen. Letterlijk. Den Haag niet. Dat ging verder met slapend rijk worden en trok nog eens ruim 40 miljard kuub gas uit de grond. Al eerder – en ik was daarbij – vond er op 16 april 2009 een beving plaats van 2,5 op de schaal van Richter. Hier, direct aan de overkant van het Damsterdiep, op Olingen. Het epicentrum lag op ongeveer 500 meter afstand. Ik zat binnen, hoorde een onwerkelijke dreun, veerde omhoog, alles rammelde en rinkelde, en ik wist zeker dat er een monumentale kastanjeboom dwars door dak en muren naar binnen was gestort. Ik rende naar buiten, maar zag niets van dat al. Het was onwezenlijk en beangstigend. De volgende dag pas, las ik van de beving in de krant. Nu beweerde voormalig Minister Kamp nog onlangs bijna badinerend dat “bevingen van minder dan 2,5 op de schaal van Richter niet of nauwelijks zijn te voelen”. Hij was er duidelijk niet bij geweest en ik denk, dat als je zo diep in het pluche zit, je een beving van 8 nog niet voelt. Een paar dagen eerder overigens, dus binnen één week, was er een aardschok van 2,6 geweest in Huizinge. ‘Puur toeval’ zei een seismologisch deskundige van het KNMI in diezelfde krant.
Maar goed; in die tijd waren we nog wat naïever. In diezelfde krant stond namelijk ook ‘dat wij, in Appingedam, de klap wél voelden, omdat wij er nog niet zo aan gewend waren zoals zij in Loppersum en Huizinge’. Voor de goede orde: tussen hier en Loppersum zit hemelsbreed slechts 5 kilometer. Na de klap van Huizinge werden we minder naïef. Het is dan 2012 en ook dit huis en museum had scheuren. In 2013 nam de NAM eindelijk een stukje verantwoordelijkheid voor schades. Niet dat daar een duidelijk zichtbaar loket voor was; je moest goed opletten, hoorde wel eens wat en ik probeerde gewoon maar wat. Ik had geluk. Op kosten van de NAM werd er gerepareerd. Eigenaars zagen geen geld, de NAM betaalde. Uit parlementair onderzoek blijkt nu dat er al heel snel een memo circuleerde met de opdracht de schades met zeker 1/3 terug te brengen…
Stel: U rijdt op een kruising af, knalt tegen twee andere auto’s op en het gaat helemaal mis. Geen gewonden maar alles is total los. Uw auto ligt in puin, maar de bestelde sleepdienst laat u ijskoud staan. U vraagt waarom u niet wordt weggesleept? Antwoord: “U reed hoogst waarschijnlijk al rond in dat wrak”.
Ik had nog geluk en zat er dus nog bij. Ook scheuren in die entreegevel werden gemaakt. Mijn geluk was echter van korte duur. Al snel ná deze flinke reparatieronde, scheurden de herstelde scheuren weer open. In het museum, en in het huis. Zo tegen 2015 had ik ze vrijwel allemaal even hard weer terug. Met nog wat nieuwe erbij. Ik ben toen ‘scheurmoe’ geworden. Ook de gevechten die je moest leveren om met schades serieus te worden genomen, ontmoedigden mij. En… de volstrekte willekeur en onkunde.
Daarvan één voorbeeld. Zo werd dit pand rond die tijd in 2016 door het CVW, Centrum Veilig Wonen, plotseling aangemerkt als een volstrekt onveilig pand vanwege de schoorstenen. Dat waren ‘gevaarlijke bouwelementen’. Die werden in de wijde omgeving allemaal in een rap tempo vervangen door lichtgewicht exemplaren. Dit, omdat ze met een beving naar beneden konden storten, en dan kunnen er doden vallen. Ik móest daar toch echt aan meedoen en, hoewel scheurmoe, gaf ik uiteindelijk toe. Allereerst moest er een inspectie plaatsvinden en er kwam een enorme kraanwagen. Strakke planning: straat deels afgezet, pilonnen rond om, stabilisators uitgeschoven, en toen bleek dat ze vanaf de straat nergens bij konden. Wat kost zo’n ding per uur? Met twee man? Ze wilden onverrichterzake weer wegrijden, maar ik drong erop aan dat ze via het Lauralaantje tenminste de achterste schoorsteen gingen inspecteren, dan was er in elk geval nog een beginnetje. Dat gebeurde. “En?” informeerde ik naar hun bevindingen. “We kunnen nog niks zeggen,” was het antwoord. “Hoe nu verder?”. “We gaan terug voor overleg.”
Maar: ik heb niet één schoorsteen, zoals veel mensen, ik heb er 5! Onder één daarvan slaap ik, onder de ander lees ik de krant en kijk ik het 6-uur-journaal. Onder de 3e kook ik. Twee van de 5 (in de hals) zijn zeker 3 keer zo hoog als de overal vervangen rijtjeshuisschoorsteen. Nog twee anderen (boven het voorhuis) zijn ‘versleept’ en hebben dus ook nog eens twee knakken in het gemetselde kanaal, dat zo, met een paar honderd kilo, boven de houtenvloer hangt. Maar van het CVW hoorde ik niks meer. Het bleek dat men de grenzen van het risicogebied had bijgesteld en ik viel daar nu – ja, hoe is het mogelijk? – nét buiten. Ik zag hier in de omgeving nog wel schoorstenen die werden vervangen, maar ik hoefde me dus nergens meer zorgen over te maken…
Stelt u zich nog even dat ongeluk op het kruispunt voor, waarbij de inzittenden allemaal uit verkreukeld koetswerk zijn gezaagd en door de ambulancedienst voor de zekerheid nog even voor controle worden meegenomen. Ook jij ligt lekker comfortabel op je brancardje, maar opeens word je daar vanaf gekieperd, want wat blijkt? Het ongeluk vond óp het kruispunt plaats en bij nader inzien ligt jouw auto omgekeerd in een voortuin en dat is duidelijk buíten het kruispunt.
Ik heb u het kaartje laten zien waarop te zien is dat het museum in het hart van de seismische activiteiten ligt en in het hart van de bodemdaling. Toch is dat bij nader inzien toch een absoluut veilig gebied. Wat een geluk. U kunt zich voorstellen dat mijn ‘scheurmoeheid’ Pfeifferachtige proporties ging aannemen.
Ondertussen kwam ik erachter dat de aansmeerlaag bij de entree, die ik in het begin noemde, was losgebarsten. Grote stukken waren losgeraakt (foto). De haarscheur die ik al rond 2013 constateerde (de laag was losgetrild), was daar al een eerste teken van geweest. Daarom lekte het ook van de achterkant naar binnen, terwijl aan de voorkant in de gevel opnieuw scheuren zaten. Om erger te voorkomen besloot ik zelf maar de regenpijp, die bovenin afwaterde, te verlengen. Toch moest dit niet veel erger worden, want ook het kozijn van het raam raakte door inwatering aangetast. Om maar te zwijgen over de helder wit-gestuukte binnenwanden, die op een gebruikt koffiefilter begonnen te lijken.
In 2020 besloot ik de handschoen toch maar weer op te pakken en melding van schades te maken. Er kwam een inspecteur en alle scheuren die u hierbinnen ziet – en die veelal van cosmetische aard zijn – werden als bevingsschade erkend. Dat verliep goed en soepel. De grote constructieve schade bij de entreedeuren echter niet (en nog een grote schade die nu uiten dit verhaal valt). Ik wees de inspecteur op de rollaag en de aansmeerlaag die los waren getrild, maar dát kon hij vanaf de begane grond niet zien. Dus ik kwam al met een ladder aan, maar daar mocht hij van het IMG niet op…
Een paar maanden later kwam het rapport. Daarin stond dat de entreeschade het gevolg was van ‘achterstallig onderhoud’. Vooral die gemakkelijke, impliciet licht beschuldigende, karakterisering stak enorm, want die gehele hoek (en veel meer) was nu juist in 2008 door de aannemer volledig hersteld en vernieuwd, én door een echte schilder volledig kaal gehaald en in de gloednieuwe verf gezet. Ik ging in beroep met een ‘zienswijze’, zoals dat eufemistisch heet en kon zolang niks aan de entree doen, want lopende een zaak kun je de toestand beter niet veranderen. Er ging een jaar voorbij, waarbij we in november 2021 ook nog de klap van Garrelsweer (dat is mijn buurdorp, 4 kilometer verderop) mochten incasseren. Die klap was de op 4 na zwaarste beving in Groningen. U begrijpt: ook dat deed mijn entree allemaal geen goed. Overigens: over ‘stapelschade’, het totale effect van bevingen en bevinkjes hoor je weinig. Het is niet alleen zo dat je direct ná een beving een scheur in de muur ziet; mijns inziens ontstaan ze ook door vele bevinkjes. Die bevinkjes, of trillingen kun je soms ook ‘s nachts in bed voelen, als er géén verkeer is. Gaat u maar rustig slapen.
Een jaar na de beslissing ‘achterstallig onderhoud’, kreeg ik een brief dat ze nog niet tot een oordeel hadden kunnen komen en dat ze van plan waren die beslissing later te nemen en dat kon tot maximaal 15 maanden duren. Gedupeerden moeten altijd iets binnen zes weken voor elkaar hebben, anders kunnen zaken vervallen, maar aan de andere kant hebben ze natuurlijk zeeën van tijd. Zo heb ik in het kader van de regeling ‘waardevermindering’ binnen die tijd moeten aantonen dat mijn echtgenote sinds 2010 echt morsdood was. Een acte van overlijden, voldeed niet. Ook het testament niet. Uiteindelijk moest ik een afschrift van een verklaring van erfrecht hebben, die letterlijk op vrijdagmiddag, de laatste dag – voor verloop – binnenkwam, dankzij een overbelastte maar zeer meewerkende notaris. U begrijpt: dit komt de gemoedsrust, die al ver te zoeken was ook niet echt ten goede.
Gelukkig gingen in het geval ‘entreeschade’ de 15 maanden niet opnieuw in; er volgde opnieuw een afwijzing met opnieuw de kwalificatie: ‘achterstallig onderhoud’. Ik ben er niet meer tegenin beroep gegaan, want dat moet dan weer wel binnen 6 weken. Ik ben de boel zelf gaan onderstutten.
Naast schaderegelingen hebben we ook een regeling om gebouwen die gevaarlopen bij een aardbeving te versterken. Ik zit in zo’n programma. De experts daarvan achten de entreeschade overigens zeer wel mogelijk als gevolg van aardbevingen en namen mijn verhaal van de nieuwe rollaag en aansmeerlaag wél serieus. Zij zullen dit gelukkig ‘meenemen’. Maar wanneer is onduidelijk. Begin volgend jaar? Zomer? Kortom ik kan als museum eigenlijk geen afspraken maken, geen planning maken voor tentoonstellingen. Blij dat zij ernaar kijken? Jazeker.
Dat alles werd veroorzaakt door de gaswinning, een industrie waarvan we allemaal enorm geprofiteerd hebben, maar waarschijnlijk de overheid nog het meest. Het moet voor hen tenenkrommend zijn om te weten dat hier nog voor miljarden in de grond zit, maar dat het wingewest Groningen (of moet ik zeggen de voormalige gaskolonie?) nu met rust moet worden gelaten. Helemaal nu er een energiecrisis is. Het is nu precies die crisis die het museum waarschijnlijk de nek gaat omdraaien. Volgend jaar zomer eindigt mijn contract uit 2016. De huidige € 700/maand, die ik met veel knijpen, Ledverlichting, totale dakisolatie, en kou-leiden, naar dat – evengoed relatief hoge niveau – terug heb weten te vechten, gaat dan volgens opgave van Innova nu € 4000/maand worden.
Daarmee lijkt er een einde te moeten komen aan een belangrijke episode in mijn leven en misschien voor een klein deeltje in dat van u. En wel net vóórdat het 25-jarig jubileum van het museum en de ORT zou plaatsvinden. Het is ook het einde van een nagejaagd visioen dat me in de jaren 90 bezocht. Ik realiseerde me toen namelijk dat er zich in mijn eigen tijd een ‘Stille Gouden Eeuw’ aan het voltrekken was: een ongekende bloei in de realistische en figuratieve kunsten, die echter in de media en door de kunstpausen al decennialang werd genegeerd en gekleineerd. Voor mij echter was het kunst – die u hier nu om u heen ziet – en die geen platform had, maar dat wel verdiende. In 1992 begon ik daar letterlijk aan te bouwen, eigenhandig, in een – veel kleinere – schuur van een boerderij in Venhuizen, waar in 1998 de 1e ORT van start ging met 30 gerenommeerde kunstenaars uit heel het land. Dat werden er na de verhuizing naar een stoomzuivelfabriekje, waar opnieuw een museum moest worden neergezet, twee keer zoveel: 60. En toen we hier naartoe gingen en opnieuw een enorme verbouwing moesten zien te realiseren, werd ook dat weer bijna verdubbeld naar gemiddeld 115 deelnemers. Elk jaar, 24 jaar lang, met telkens een boek/catalogus. Het heeft deze prachtige kunst en deze kunstenaars, mijn collega’s, een steuntje in de rug mogen geven. Het heeft een platform mogen zijn voor ongeveer 150 gerenommeerde kunstenaars. Niet uit een regio, niet van een school, niet van een provincie, maar uit alle windstreken, uit het hele land. En dat leverde tot nu elk jaar een prachtige editie op waarvan u nu de 24e gaat zien. En of we de 25e halen? Ik weet het niet. Maar ik ga en zal er alles aandoen, want zolang er leven in zit, blijft ‘t spartelen. Koppig voorwaarts! En daarom hoop ik u toch nog een volgende keer hier weer te mogen ontmoeten. Dankuwel.
(Uitgesproken op 1 oktober 2022 om 14.00 uur, voor een volle grote zaal met een kleine 100 aanwezigen).