Stukjes


Een zorggedachte (en pleidooi voor de eigen kracht)

Openingswoord bij de 26E Onafhankelijke Realisten Tentoonstelling op zaterdag 11 oktober om 14.00 uur

Bedreigt A-I de kunst? Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ik denk het wel. En met mij mogelijk nog wat kunstenaars en kunstliefhebbers. Maar ik denk niet dat dit zo gezien of beleefd wordt in de ogen van Het Grote Publiek. De nu volgende zorggedachte overviel mij eergisteren en ik schreef het min of meer ‘in einem Guss‘ op. Zo’n spontane overpeinzing is eerder diep gevoeld dan diep doordacht en vraagt dan ook om de welwillendheid van uw oor.

Goed. Wat is A-I? Het is een technologie met een enorme rekenkracht die machines in staat stelt om mensachtige vaardigheden te vertonen. En dat kan vele richtingen opgaan: het kan – zo zegt men – problemen oplossen, het kan redeneren (al denk ik dan: het lijkt te kunnen redeneren) en het kan ook, zo zegt men, schilderen, schrijven, tekenen en muziek maken (maar ik denk dan: het lijkt dat te kunnen doen, maar het knipt en plakt voortdurend van alles aan elkaar volgens een tevoren bepaald algoritme uit een enorme databank van wat de mens ooit al eerder gemaakt heeft). Het kan ook leren van eigen fouten, zegt men. Maar het lijkt mij dat een machine zelf niet wéét wat goed of fout is; daar zullen toch mensen aan te pas moeten blijven komen, dan wel over waken.

A-I ontstond in mijn geboortejaar, het kanteljaar voor vrijheid en vooruitgang: 1956. Althans toen lanceerde John McCarthy het begrip ‘Artficial Intelligence’, of kortweg (A-I). Er werd destijds, op de later beroemd geworden Darthmouth-conferentie in de USA, een eerste leerstoel gecreëerd voor wetenschappelijk onderzoek naar A-I.

IBM, 1956, 1e commerciele computer

IBM, 1956, 1e commerciele computer

Het idee moet toen enorm boeiend, uitdagend en inspirerend zijn geweest, vooral omdat de feitelijke rekenkracht van de computers nog zeer gering was. Eveneens in 1956 kwam IBM met de eerste commerciële computer met een harde schijf. Deze had een toen ongekende capaciteit van 5 MB (dat is evenveel aan bytes als wat één foto op uw mobieltje nu nodig heeft). In 1981 komt IBM met de eerste PC en de rest is eigenlijk geschiedenis. De ontwikkelingen accelereren en excelleren.

De algoritmen doen hun intrede. Althans, die bestonden natuurlijk al millennia eerder in de vorm van vergelijkingen of recepten, maar dat borrelde sinds prehistorische tijden nog geheel op eigen denkkracht in mensenhoofden. Nu voeren rekenmachines pijlsnel berekeningen uit en analyseren daarmee data en… nemen daarop beslissingen, of ze knippen en plakken bestaande beelden tot nieuwe beelden, geluiden en meer. Of moet ik zeggen tot knutselbeelden en knutselgeluiden?

In die vermeende artistieke hoek van A-I wilde ik vanmiddag even blijven, want dat A-I op andere vlakken ook zeer nuttig kan zijn, bewijzen bijvoorbeeld de zoekmachines. Of de medisch diagnostische apparatuur (mits medici mee blijven kijken), enzovoort. Maar hoe zit het met de kunst?

Dat is sowieso al lastig, want het begrip ‘kunst’ heeft de afgelopen 150 jaar ook al een enorme verandering doorgemaakt. Ik moet dat nu even grof vereenvoudigen, maar in het laatste kwart van de 19e eeuw werd de kunst, die altijd de waarneembare werkelijkheid als uitgangspunt had, plotseling ernstig bedreigd door de uitvinding en popularisering van de fotografie. Althans zo ervoeren vele kunstenaars dat. Hun ‘kunnen’ was opeens niet meer zo knap. Dat leidde tot een nieuwe vorm van schilderkunst: het impressionisme. Want dát (de werkelijkheid zo verbeelden) kon de foto weer niet. En dat ontwikkelde zich alsmaar verder: via de ‘pixeltechniek avant la lettre’ van Signac en Seurat – het pointillisme – tot de primair gekleurde vierkanten van Mondriaan en het zwarte vierkant van Malevitsj. Interessant – en zeker in die tijd – maar in mijn visie: wel doodlopend.

George Seurat, De tuinman, 1882, MET, New York

George Seurat, De tuinman, 1882, MET, New York

Na de Tweede wereldoorlog is er ruimte voor de ontwikkeling van – wat ik nu maar even noem: ‘het vrijgevochten gevoel’. In de detente van eind jaren 60 en 70 is er een gedachte, een idee, ja een kreet, die flink opgeld doet en die luidt: ‘iedereen is een kunstenaar’. En daar gaat het al fout. Iedereen is in meer of mindere mate creatief behept, maar iedereen is zeker geen kunstenaar. En kunst is ook helemaal geen vrijetijdsbesteding, een linkse hobby, of iets vrijblijvends. Echte kunstenaars (ik beperk me hier nu vooral tot de beeldende kunstenaars) zijn denkers of dichters in beeld, zijn schrijvers in verf of inkt, zijn componisten in noot, letter, kleur, lijn en vorm. En… zij kúnnen wat. Voor veel zogenaamd moderne kunst behoef je weinig of helemaal niets te kunnen. Vrijblijvendheid is troef en oppervlakkigheid viert de boventoon, soms in een zielig jasje van: ‘dit mag er óók wezen’; of aanmatigend: ‘dit begrijp je waarschijnlijk nog niet’; of ‘daar ben je nog niet aan toe’, of – ook heel erg – ‘je zit nog te veel vast in het oude’. Het is voor een groot deel non-kunst, het zijn de kleren van de keizer.

Denk nu niet dat ik als realistisch kunstenaar, alleen díe vorm heilig heb verklaard, want ook in de realistische en figuratieve kunst is ontzettend veel rommel te vinden en werk van bedenkelijke dan wel ronduit slechte kwaliteit. Ik heb bovendien al eens eerder beweerd dat als morgen het fototoestel en de computer uit zouden vallen, het aantal beoefenaars van realistische of figuratieve kunst acuut zou zijn gedecimeerd. Want voorbij een foto als steun ligt het gebruik als fundament. En dan wordt het menselijk onvermogen tot weergave, vaak verdoezeld door de mogelijkheden die het gebruik van een machine biedt. Op zich niet zo erg, maar het wordt bedenkelijk als dat gepresenteerd wordt als van eigen hand. Het Grote Publiek weet niet beter of de kunstenaar werkt op eigen kracht en vindt dat knap. En voor elk vakgebied blijft het verleidelijk om knap gewonden te worden, ook al ben je dat, voor bepaalde onderdelen, niet echt.

Piet Mondriaan,1942, Broadway Boogie Woogie

Piet Mondriaan,1942, Broadway Boogie Woogie

Dit ‘milde misbruik’ is echter nog maar kinderspel met wat ons met A-I te wachten staat. Foto, film, geluid, en computer maken een A-I mogelijk die nu zo ver ontwikkeld is dat het niet alleen beeld en geluid, perfect kan kopiëren, maar ook kan knippen en verknippen en vloeiend kan verplakken tot ‘anders gerangschikt’, oud materiaal, wat de mens dan al snel ervaart als origineel materiaal, als een nieuw beeld, geluid, of tekst. Maar… het is in feite herkauwde, opgerispte, ouwe koek. Als bijvoorbeeld Mondriaan niet had bestaan zouden er met A-I nooit ‘Boogiewoogie-varianten’ uit de rekendoos kunnen komen, want die hadden dan niet in de databank gezeten. De voeding van A-I is – voor waar het de beeldende kunst betreft – uiteindelijk alles wat kunstenaars ooit eerder hebben bedacht en gemaakt.

En de vraag is: mag dat door de grote internetbedrijven zomaar gebruikt worden? Wordt het niet misbruikt? Kunstwerken worden immers verknipt en verplakt en in hun intentie en integriteit geschaad, verscheurd en verkracht. Is dit niet molest en kunstvredebreuk?

Ik zei al eerder dat het ‘eigen kunnen’ soms wordt verdoezeld door de heimelijke gebruikmaking van een hulpmiddel. A-I biedt diezelfde verleiding in nog veel sterkere mate en gaat daar waarschijnlijk ook onze instelling, onze mentaliteit in veranderen. Leerlingen die op de middelbare school een samenvatting moeten maken van een gelezen boek, laten ChatGPT dat doen, A-I dus. Maar presenteren dat wel als zelf bedacht, ontleed, samengevat en geschreven. Zo ontstaat dus een schijn of nepintelligentie. En de leerlingen zelf zeggen vergoelijkend: ‘het is er, dus ik gebruik het, waarom niet?’ En wat het te lezen verhaal betreft: ze hebben de reis niet gemaakt, hun gevoel en verstand niet geprikkeld. Zij hebben zichzelf in hun ontwikkeling te kort gedaan, omdat er een knop was waarop ze konden drukken.

Vergoelijkende geluiden vallen ook al te horen in sommige artistieke vakgebieden. Het valt op dat bijvoorbeeld in het animatie-vak gezegd wordt dat A-I ‘vreselijk herhaalwerk’ overneemt. Waarschijnlijker motief lijkt eerder efficiëntie en tijdwinst. Dáár gaat het de wereld van vandaag om. Gevoed door een winstgedachte, want tijd is geld.

Winsor MacCay, Gertie the Dinosaur, 1914

Winsor MacCay, Gertie the Dinosaur, 1914

Maar ként u Gertie the Dinosaur? Een allereerste tekenfilm van een paar minuten gemaakt door Winsor McCay in 1914. Daarvoor waren tenminste duizenden tekeningen nodig die Winsor allemaal zelf tekende. Het filmpje is warm, aandoenlijk, knap, humorvol, volkomen eigen en daarmee een oorspronkelijk artistiek product van een verfijnde geest.

Rodolpho Bresdin, ets Moldavisch boeren interieur, 1858

Rodolpho Bresdin, ets Moldavisch boeren interieur, 1858

Kent u de etsen van pure bohemien Rodolphe Bresdin? Miskend als begaafd jong kunstenaar en dakloos geworden, liep hij ruim 600 kilometer van Parijs naar Toulouse, leefde en werkte in een vissershut aan een meer, en versleet het eind van zijn leven op een koude zolderkamer. Bresdin creëerde niettegenstaande de bitterste armoede, de meest originele werelden op zijn etsplaten. Verbeeldingen waarin je letterlijk kunt verdwalen en telkens weer iets nieuws ontdekt. Hij stierf blind en berooid.

Vincent van Gogh, Irissen, olieverf, 1889

Vincent van Gogh, Irissen, olieverf, 1889

Kent u Van Gogh? Ja natuurlijk, die kent u. Eveneens: geweldig werk! Een getergd en getormenteerd kunstenaar, die niets kwam aanvliegen, maar voor zijn kunst keihard gewerkt heeft en er uiteindelijk zijn gezondheid aan opofferde. Ook hij stierf jong, eenzaam en berooid.

Rubens, Val van de rebelerende engelen, 1619

Rubens, Val van de rebelerende engelen, 1619

Kent u Rubens? Jawel, ook natuurlijk. Geslaagd diplomaat en buitengewoon virtuoos schilder. Hij bracht beweging en sensualiteit in de schilderkunst zoals dat nog niet eerder was gedaan. Hij werd tijdens zijn leven al een superster. Hij stierf rijk, als eigenaar van zeven huizen, een paar boerderijen en een kasteel en had twee gelukkige huwelijken achter de rug.

Kent u Mozart? Nou ja, u snapt de bedoeling: de gemene deler, rijk of arm, geslaagd of miskend, is de pure, innerlijke drang tot het scheppen van kunst. Omdat het moet, omdat het niet anders kan, uit eigen kracht, op eigen kracht.

Wat echter nu, in ons digitaal tijdperk, aan het ontstaan is, zijn de zogenaamde A-I-schilderijenwinkels. Natuurlijk zijn die machinebraaksels niet wezenlijk uniek, dus verleiden ze ons met de reclametaal van ‘limited editions’; met milieuvriendelijke en geurloze inkt; met teksten als: ‘laat je inspireren’, waarop bijvoorbeeld een serie abstracte braakwerken volgt met titels als: Echo’s van eeuwigheid, Mystieke ontwaking, Reflectie van oneindigheid.

Op de vraag of A-I kunstwerken kan maken, antwoordt A-I zelf: A-I-kunst is eenvoudigweg een kunstwerk dat is gemaakt met behulp van generatieve A-I; een technologie die patronen vindt in grote datasets en die informatie gebruikt om nieuwe content te creëren.

En dan de ultieme vraag van een willekeurige mens: “kan ik A-I-Kunst maken?” Túúrlijk kan jij dat! Je schrijft zo gedetailleerd mogelijk op wát je wilt zien en dan vertelt A-I zelf: “De A-I-generator beeldt vervolgens jouw beschrijving uit, en je kunt kiezen uit meerdere gegenereerde opties, deze aanpassen met filters of andere elementen, en de illustraties downloaden of direct delen.

Jippie, en wat fijn allemaal! Niemand valt ondertussen op dat hier als vanzelfsprekend het woord ‘kunst’ aan een rekenmachine (!) wordt gekoppeld. Nota bene door A-I zelf! Niemand valt op dat Het Grote Publiek dit allemaal geen lor kan schelen. Het Grote Publiek zal eerder gerechtigheid zien in het feit dat ‘wij, met z’n allen’ nu eenvoudigweg óók eens iets kunnen, wat eerder alleen een elitair groepje kon. En opnieuw regeert hedentendage het toenmalige adagium: ‘iedereen is een kunstenaar’. En tenslotte zingt er ook nog iets na als: ‘waarom heeft die kunst eigenlijk altijd zoveel moeten kosten?

Niemand lijkt nog te beseffen dat zgn. A-I kunst géén kunst is maar een zielloos product, waaraan geen enkele innerlijke noodzaak of artistieke worsteling dan wel enig menselijk kunnen ten grondslag ligt. Het is Push-the button-Art

En dit, beste toehoorders – de kunst dus – is maatschappelijk gezien, nog maar een onbeduidend deelgebiedje in de A-I revolutie. Op vele gebieden zal A-I steeds meer invloed krijgen, steeds meer gaan bepalen, gaan manipuleren, maar ook steeds meer controle over u en mij gaan uitvoeren en krijgen. En als we niet oppassen gaan wij straks geen systeem meer besturen, maar bestuurt het systeem ons. En dat systeem beslist dan: groen en geen rood; links en niet rechts; dood en niet levend. En het calculerend algoritme motiveert zijn laatste berekening ook nog eens netjes met: lang genoeg geleefd; niet meer productief; kost te veel, disharmonieert met het ideaalbeeld; etc. En het stuurt naar alle getroffen nabestaanden volautomatisch een A-I gegenereerde medeleven-tekst.

A-I, dames en heren, kan rekenen als een beest, maar – om met de evangelist Johannes te spreken – draagt die rekenreus wellicht ook het Getal van het Beest? Luister wat ik u – ook als overtuigd atheïst – graag van Johannes zou willen meegeven. En met het begrip ‘A-I’ en ‘beest’ mag u nu zelf plakken en knippen. Johannes voorziet in zijn Openbaringen ‘dat de mensen op aarde verleid zullen worden door de gaven van het Beest en dat zij hem een beeld zullen maken’. En dan vervolgt hij in Openbaring 13: vers 14:

En hetzelve werd macht gegeven om het beeld van het beest een geest te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest níet zouden aanbidden, gedood zouden worden.

16. En het maakt, dat het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden;

17. En dat niemand mag kopen of verkopen {lees: bestaan}, dan die dat merkteken heeft, of den naam van het beest, of het getal van zijn naam.

18. Hier is de wijsheid: die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is een getal waarmee een mens wordt aangeduid, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig.

Het beest (uit zee en de draak), detail uit een middeleeuws, Frans wandtapijt

Het beest (uit zee en de draak), detail uit een middeleeuws, Frans wandtapijt

Dames en heren, dit alles kwam sinds eergisteravond spontaan in mij op en wil niets anders zijn dan het delen van mijn zorg over de huidige ontwikkelingen. Ik weet ook niet welke kant het opgaat. Je kunt met een pistool doden, maar ook levens redden; je kunt met gif doden, maar ook genezen; je kunt met je menselijk vernuft vernietigen, maar ook creëren.

En hier, op deze 26e editie van de jaarlijkse Onafhankelijke Realisten Tentoonstelling laten 103 kunstenaars opnieuw zien waartoe zij in hun kunnen en kunst in staat zijn. Ze laten zien wat zij te vertellen hebben, wat zij bezingen, bedenken, of betreuren, of wat zij u woordloos willen toefluisteren. En dat alles – voor zover ik het heb kunnen zien – nog zonder hulpmiddelen, maar op eigen kracht.

Ik open deze tentoonstelling en hef straks graag het glas met u ‘op de kracht van de eigen kracht’.

©Rob Møhlmann

Museum Møhlmann

Museum Møhlmann



Pin It on Pinterest